Uitspraak tuchtrechter over discussie GGN en BFT over bewaarplicht
Op 19 december 2019 heeft het Bureau Financieel Toezicht (BFT) een klacht ingediend tegen GGN bij de tuchtrechter. De klacht ging over interpretaties van regelgeving door het BFT over de onderzoeksperiode 2014-2018. De tuchtrechter heeft op 18 december 2020 uitspraak gedaan. GGN is het niet eens met deze uitspraak en zal in hoger beroep gaan.
Deze procedure is het resultaat van een langlopende discussie tussen het BFT en GGN over de administratie van de bewaarplicht met betrekking tot twee opdrachtgevers. Kort gezegd vindt het BFT dat GGN de bewaarplicht voor deze twee opdrachtgevers niet volgens de door de KBvG voorgeschreven BLOS-normen had mogen berekenen (BLOS staat voor regels omtrent de Bewaarpositie, Liquiditeit, Onderhanden werk en Solvabiliteit). Beide opdrachtgevers delen overigens het standpunt van GGN. GGN voldoet en voldeed (in de periode 2014-2018) ruimschoots aan de eisen die worden gesteld door het BFT, hetgeen door de accountant elk jaar is bevestigd.
GGN heeft het BFT ten tijde van het indienen van de klacht zelfs gevraagd om een spoedcontrole uit te voeren, zodat er in elk geval geen onduidelijkheid kan bestaan over de huidige bewaarpositie. GGN heeft toen alle relevante stukken gedeeld met het BFT, maar het BFT zag geen aanleiding om capaciteit vrij te maken voor een spoedcontrole. Wel maakte het BFT destijds melding van een bewaaroverschot bij GGN van meer dan € 2,6 miljoen per 31 december 2019.
In het vonnis van de tuchtrechter wordt GGN verweten een zuiver taalkundige uitleg van de BLOS-regels te hebben toegepast. Dat leidde volgens de tuchtrechter tot de conclusie dat er in het verleden een bewaringstekort zou zijn geweest en dat (tijdelijk) niet aan de solvabiliteitsratio’s zou zijn voldaan. De beoordelingen spreken dus uitsluitend over zaken die in het verleden hebben gespeeld en inmiddels zijn opgelost.
In het vonnis wordt echter wederom onbetwist dat er – volgens de uitleg van de BLOS-regels door het BFT – per januari 2020 zowel geen bewaringstekort (meer) is en dat er sinds de herstructurering van GGN van medio 2019 (weer) voldaan wordt aan de solvabiliteitsratio.
GGN blijft van mening dat er door de tuchtrechter een onjuiste uitleg is gegeven aan de uitvoering van de BLOS-regels. Daarom zullen wij in hoger beroep gaan. De uitspraak zal pas van kracht worden nadat de rechter zich in hoger beroep heeft uitgesproken. GGN ziet het hoger beroep met vertrouwen tegemoet.
Vandaag heeft het Financieele Dagblad een artikel gepubliceerd naar aanleiding van dit vonnis. Er wordt gesproken van een massale schorsing. De tuchtrechter heeft alle 48 deurwaarders die ten tijde van de klacht werkzaam waren voor GGN voor één maand geschorst. De (eventuele) schorsing zal pas actueel worden nadat de rechter zich in hoger beroep heeft uitgesproken. Van de 48 deurwaarders zijn er op dit moment nog 25 werkzaam bij GGN.
In het artikel wordt verder gesproken over ‘geknoei met jaarrekeningen en gestunt met deurwaarderstarieven’. Het BFT heeft GGN op beide onderwerpen nooit aangesproken. Er is wel langere tijd een discussie in de markt over de hoogte van de tarieven. Dat heeft geleid tot de Verordening grenzen tariefmodellen, die per 1 januari van kracht is gegaan en beoogd een betere balans te brengen in de tariefafspraken tussen gerechtsdeurwaarders en opdrachtgevers.
GGN heeft inderdaad een klacht ingediend tegen de directeur van het BFT, mevrouw Kaptein, bij het bestuur van het BFT. Deze klacht is gegrond verklaard.